Al sinds de jaren vijftig was Max Heyne geboeid door de modelspoorderij. Hij wilde toen eens iets anders dan de “Beiers bierhuis romantiek” zoals die toen op veel modelbanen bestond. De eerste import van modellen uit de USA kwam toen op gang en hij besloot volgens Amerikaans voorbeeld te gaan rijden. Na enige eerdere modelbanen kwam na zijn pensioen de grote doorbraak: op zijn zolder ontstond de San Joaquin Valley Railroad.
Tijdens de bouw moest zeven keer door de muur worden gehakt om voldoende uitloop te krijgen voor schaduwstations. De kern van de baan was een Y-vormig hoofdstation. Vanaf dit station begonnen 3 enkelsporige hoofdlijnen, hoofdzakelijk bedreven door de Santa Fe Railroad en de Southern Pacific Railroad. Al deze hoofdlijnen eindigden bij schaduwstations.
Vanaf het hoofdstation takte ook een enkelsporige lijn af die stijl omhoog de bergen in ging. Met een hellingspercentage van 5% alleen geschikt voor kleine treinen. Deze lijn werd bedreven door de San Joaquin Valley Railroad en liep via een Westernstadje naar een grote ertsmijn. Vanwege de steile hellingen in dit traject moesten de ertstreinen van en naar de mijn in principe met 2 locomotieven rijden.
De artistieke aanleg van Max was direct te herkennen in het landschap: fraaie rotspartijen en diepe ravijnen, en net zoals in werkelijkheid in de Rockey Mountains slechts spaarzaam begroeid.
Als chemicus had Max ook interesse voor alles wat met industrie te maken had. Zijn baan had veel aftakkingen naar plaatselijke industrie en de rechterhoek van de baan werd gedomineerd door een gigantische aluminiumfabriek.
Deze industrieaansluitingen maakten een heel levendig treinbedrijf mogelijk waarbij erg veel kon worden gerangeerd.
De baan speelde in de jaren veertig/vijftig: een tijd waarin in Amerika nog met stoom werd gereden maar ook al veel diesels waren vertegenwoordigd. Ook in de industrie en de aankleding van het landschap werd hier streng op gelet.
Om het aanzien van de baan en het materieel zo realistisch mogelijk te maken werden verouderingsmethoden toegepast: m.b.v. verfspuit kwast en penseel werd ieder model of gebouw in zijn omgeving “op kleur gebracht” hetgeen soms de meest realistische resultaten opleverde.
De baan werd bestuurd vanuit een centraal gelegen schakelbord. Iedere trein kon apart worden bestuurd d.m.v. een gemodificeerde Z-schakeling. Verder was er geen automatisering. Alleen de schaduwsporen waren voorzien van infrarood bruggen zodat je op het schakelbord kon zien welke sporen bezet waren.
Het meest opmerkelijke van deze modelspoorbaan was dat het een zeer realistisch geheel vormde terwijl de bouwer nooit in Amerika is geweest.